zondag 23 februari 2014

LENTEWANDELING DE KABELJAUW (WERKGROEP NATUUR & MILIEU-EDUKATIE 1987)





Lentewandeling

mei 1987

"De Kabeljauw"

WAAR JE GOED OP MOET LETTEN:
* Blijf bij elkaar.
* Loop gewoon, hol niet.
* Maak geen lawaai; dan verstoor je vogels en andere dieren die hier leven.
* Let eens op de koeien en paarden die los rondlopen, je mag ze niet voeren.
* Beschadig geen heide, bomen en andere planten.
* Je mag wel overal aan ruiken en heel voorzichtig aan voelen.
* Blijf zoveel mogelijk op de paden.
* Gooi niets in de beken.

veel plezier

natuurmonumenten

Je wandelt dit voorjaar over DE KABELJAUW. Dit gebied wordt onderhouden door Natuurmonumenten. Het is een mooi heide-gebied met beken.
Waar de naam Kabeljauw vandaan komt? Dat kan niemand je vertellen. Er is wel een boerderij bij Wolfheze, die de naam Kabeljauw draagt.
De wandeling gaat door een heuvelachtig gebied dat is gevormd in de ijstijden. Je kunt hier nog mooie stenen
vinden uit die tijd, die stenen noemen we ZWERFKEIEN.

DIEREN OP DE HEIDE.
Wanneer je wandelt over de heide zul je geen schapen meer tegenkomen. Vroeger liep hier de herder met de schapen rond. De schapen hielden de heide kort en aten de jonge boompjes op. De zaadjes van de berk en de vliegden vallen overal in de heide, dus zou het hier weer een bos worden.

Op deze heide lopen nu andere dieren om het gras kort en de jonge boompjes klein te houden. Het zijn drie
paarden, elf koeien en drie Schotse hooglanders met hun kalfjes. Deze Schotse koeien hebben grote horens
en lange rode haren.
In 1982 zijn deze dieren hier gekomen. De oudste Schotse hooglander heet Bello en de jongste Julius. De dieren zijn helemaal gewend aan de mensen die over de heide wandelen. Kijk maar goed rond tijdens de
wandeling. Misschien kom je deze opmerkelijke beesten wel tegen.

Nu je dit allemaal weet, kan de wandeling beginnen.

een prettige wandeling

START: 
Bij het hekje achter "Mooiland". Je loopt door het hek Ie en loopt het paadje uit
Eerste pad links inslaan tot aan de omheining lopen. Hier zie je het bord van Natuurmonumenten
(Zie je de dieren die hier grazen?)
We gaan door het hek (heel goed sluiten) en lopen rechtdoor tot bij de grote vliegden.


DE VLIEGDEN.
Enkele bomen laat de boswachter staan op de hiede. Vind je dit geen prachtige oude boom? Voel
maar eens aan de ruwe bast. Doordat een zaadje uit de dennekegel in de heide is gevallen, is deze boom hier gekomen. De takken zijn naar alle kanten uitgegroeid. Je ziet dat de naalden met 2 bij elkaar staan. Tussen
de naalden kun je harsbuidels ontdekken. Dit noemen we harsmannetjes. Hierin leven rupsen. De rups verstopt zich in het hout van de tak. De boom gaat door de beschadiging veel hars maken, hierdoor ontstaat de harsbuil. De rups eet hars en verpopt zich tot vlinder in de buil. Zie je het gaatje in het harsmannetje? Hieruit is een grijs vlindermotje gekropen.
De denneboom heeft geen last van de rups die twee jaar op zijn takken leeft.





OPDRACHT 1:
a. Waarom heet deze boom een vliegden?
b. Waarom laat de boswachter deze boom staan?
c. Waarom gaat de boom na een beschadiging hars maken?

We vervolgen het pad tot aan het bankje.
Hier gaan we GRASSEN bekijken .


 GRASSEN zijn belangrijk voor mens en dier. Denk maar eens aan de melk die je elke dag drinkt. De koe die de melk levert kan niet zonder gras, dat het voedsel voor de koe is. Ook beschermt gras de grond tegen uitdroging. Grassen kunnen prachtig bloeien. In ons land komen wel 117 soorten gras voor.
Je moet goed zoeken om mooie grasstengels te vinden. De dieren hebben hier het gras afgegraasd. Hier op de heide kun je twee soorten gras vinden,

HET PIJPESTROOTJE. (zie afb. a.)
Vroeger werden de stengels meegebakken in de lange witte aardewerk pijpen (Goudse pijpen). Daardoor bleef het gaatje in de steel open.
Begrijp je nu de naam?
Het pijpestrootje heeft een paarse pluim en een lange rechte steel.                         a.

DE BOCHTIGE SMELE.
Deze grassoort kun je herkennen aan de kronkeltjes bovenin de bloemstengels. In de winter blijft de smele groen. Het vee is dol op het gras, want er zitten veel voedingsstoffen in.

Je zult tijdens deze wandeling kooien in de heide zien staan. Deze zijn neergezet door de L. Universiteit.
De onderzoekers kunnen de grassen dan af en toe onderzoeken.

OPDRACHT 2:
a. Bekijk de grassen eens met de loupe. Is de stengel hol? Waarom?
b. Kan gras bloeien?
c. Waarom zijn er kooien op de heide geplaatst?,
d. Door wie worden de zaadjes verspreid?

Vervolg het pad verder naar beneden tot bij het blauwe paaltje.

 Tussen gras en heidepollen kun je, bij zonnig weer, wel eens geritsel horen. Het kunnen HAGEDISJES zijn.
Ze liggen vaak te zonnen op een steen. De eitjes van de hagedissen worden op een warm plekje in het zand gelegd. Na 6 weken kruipen er kleine hagedisjes uit. Ze leven van insekten zoals vliegen en muggen. Af en toe barsten hagedissen uit hun vel en krijgen ze een nieuw jasje.
Vijanden van de hagedissen zijn kraaien, eksters en slangen. JIJ mag nooit een hagedis vangen, want ze
zijn beschermd. Dat betekent dat er nog maar heel weinig hagedissen in Nederland zijn.
Begrijp je nu waarom grote mensen en kinderen op de paden moeten blijven?

Ook de RINGSLANG komt hier voor. Je denkt misschien dat de ringslang alleen in het water leeft? Nee,
hij houdt er ook van om lekker te zonnebaden in de heide. De ringslang is NIET gevaarlijk en kan alleen
sissen, NIET bijten. De ringslang heeft twee gele of oranje ringen achter de kop.
Ze legt haar eieren op een vochtig plaatsje. De beken zijn belangrijk voor de ringslang. Hier kan ze duiken,
zwemmen en voedsel zoeken. Het voedsel bestaat uit visjes, kikkers en jonge vogels.
In de winter vind je deze slangen niet, want dan zijn ze in winterslaap, weggekropen in holen of onder blad
en stenen.

OPDRACHT 3:
a. Waarom moet je zoveel mogelijk op de paden blijven?
b. Noem een paar belangrijke verschillen tussen ringslang en hagedis.

Bij het blauwe paaltje gaan we rechtsaf. We vervolgen het pad tot aan de sprengkop.

Je staat hier bij een zijarm van de beek. Dit noemen we een SPRENG met een SPRENGKOP.
In de Middeleeuwen waren hier ook al beekjes. Er stroomde niet veel water doorheen; alleen regenwater en in de zomer stonden de beken daarom vaak droog.
In de Middeleeuwen wilden de mensen dat er meer water door de beek zou gaan stromen. Er was toen nog
geen elektriciteit, dus had men water nodig om molens te laten draaien.
Er werd gegraven, heel diep tot men de plaatsen vond waar het water uit de grond borrelde. De aarde gooide men omhoog. Zie je de wallen langs de beken?
Toen er veel water door de beken ging stromen, werden er molens neergezet. Er hebben hier wel 32 molens
gestaan.
In het Openluchtmuseum kun je nog een PAPIERWATERMOLEN gaan bekijken. Eerst werd er papier gemaakt in Antwerpen. Toen de 80-jarige oorlog in 1568 begon, gingen de mensen in Noord-Nederland ook papier maken. Dat is sinds die tijd zo gebleven, denk maar eens aan de papierfabriek in Renkum.
Nu zijn de molens verdwenen en een paar jaar geleden stonden de beken droog , want ze werden niet meer onderhouden.
Gelukkig zijn ze nu opgeknapt door vrijwilligers.
We moeten zuinig zijn op de beken; er leven allerlei bijzondere dieren in, zoals KIKKERS.
Gooi er dus geen afval in!

OPDRACHT 4.
a. Waarom worden de beken nu niet meer gebruikt?
b. Waarom moeten we wel zuinig op de beken zijn?

Zie je het paadje dat de dieren langs de beek hebben gemaakt? De Schotse hooglander Bello kun je hier wel eens door de beek zien stappen. Het gras langs de beek is natuurlijk veel sappiger.

We vervolgen het pad tot we bij het bruggetje zijn.

Kijk eens naar het heldere water van de beek. De temperatuur van het water is altijd ongeveer 8 a 10 graden C.
Wanneer je om je heen kijkt, kun je een grote grafheuvel zien liggen. Deze is van de KLOKBEKERMENSEN, die hier rond 1100 voor Christus woonden.
Er is een koperen dolk in de heuvel gevonden. Waarschijnlijk is er een belangrijk persoon in deze heuvel begraven. Deze heuvel wordt het "koningsgraf" genoemd.
Wanneer je heel stil bent, kun je de snelweg horen. Of hoorde je de weg al eerder tijdens de wandeling?
Er raast veel verkeer over de snelweg. Vroeger kwam er ook veel verkeer over de Veluwe. Toen waren er geen brede, geasfalteerde autowegen, maar zandpaden.
Zie je de sporen tegenover de brug? Dat zijn HESSENSPOREN. Rond 1750 kwamen hier hessenkarren langs. Dit waren karren met hele grote wielen en ze werden soms getrokken door wel 6 paarden.
Ze kwamen uit Hessen in Duitsland en trokken dwars door de Veluwe naar Amersfoort. Ze vervoerden allerlei spullen. De voerman had meestal een grote zwarte hoed op.
Soms werden ze overvallen door rovers of aangevallen door wolven die over de heide rondzwierven. Op deze plaats trokken de karren door de beek.

OPDRACHT 5:
a. Hoe lang geleden leefden hier de Klokbekermensen?
b. Hoe worden tegenwoordig de goederen vervoerd?

We gaan niet over de brug, maar vervolgen het pad omhoog.

Na een poosje zie je langs het pad grillige bomen staan; dit zijn JENEVERBESBOMEN.
Zie je ook voor de jeneverbes het heuveltje met konijnekeutels (konijnenlatrine) en de gaatjes van
de mestkever?
De jeneverbes is een boom die op de hei thuishoort. Het is een naaldboom. De naalden zijn akelig scherp.
Kijk eens tussen de takken. Je kunt groene en blauwe bessen vinden. De groene bessen zijn van dit jaar en de rijpe blauwe van vorig jaar. Vogels vinden de blauwe bessen lekker. De bessen worden in de zuurkool en
bij het maken van jenever gebruikt.
Vroeger waren de mensen bang voor deze bomen. In het donker zien de jeneverbesbomen er spookachtig uit. Ook vertelden de mensen elkaar griezelverhalen over deze bomen. Ze dachten toen nog, dat er heksen en aardmannen tussen de bomen woonden. Ook kon je in de buurt ervan "wilde wieven (vrouwen)" zien
rondzwerven.
Hier zie je ook twee soorten HEIDE groeien. De STRUIKHEIDE of Calluna (een Grieks woord - het betekent: reinigen). Vroeger maakte men ook bezems en borstels van de struikheide.
Je kunt de houterige stengels met de dikke blaadjes goed bekijken. De blaadjes kunnen niet veel vocht verliezen bij zonnig weer. De paarse bloempjes hangen met de kopjes naar beneden; ze kunnen daardoor
niet inregenen. De bijen en hommels nemen dus altijd droog stuifmeel mee.

De DOPHEIDE of Erica. Deze heide houdt van vochtige grond. Dopheide heeft mooie roze bloemetjes en zachte takken.
Af en toe komt een hommel inbreken in de bloem. Om snel bij de zoete stof (nektar) te
komen, boort ze een gaatje onderin de bloem.

OPDRACHT 6:
a. Waarom zijn er bijna alleen groene bessen aan de jeneverbesbomen te vinden?
b. Hoe komt het dat de boom er in het donker griezelig uitziet?
c. Noem eens een paar verschillen tussen de struik- en de dopheide.

We vervolgen het pad tot we aan de linkerkant berkebomen zien.

De prachtige berkeboom met zijn witte bast kun je ook op de heide vinden. In het voorjaar zie je de mannelijke katjes aan de boom hangen. De vrouwelijke katjes zitten aan dezelfde boom. De zaadjes hebben
vleugeltjes. Eén berkeboom kan 30 miljoen zaadjes per jaar uitstrooien.

Vroeger maakten de mensen bezems van de zachte twijgen van de boom. Je ziet dit soort bezems nog weleens in gebruik op boerderijen.
Lang geleden boorden de mensen in het voorjaar een gaatje in de bast. Het zoete vocht uit de boom werd opgevangen en daar werd haarwater en berkewijn van gemaakt. Berkehaarwater kun je vast nog wel bij de drogist kopen.

OPDRACHT 7:
a. Hoe worden de berkezaadjes verspreid?
b. Waarom groeien hier zo weinig berken op de heide?

We vervolgen het pad en zien al snel een heel oude eik langs het pad staan.

Zie je wat er met deze boom is gebeurd? De boom is door de bliksem getroffen. De boswachter laat de eik staan tot hij vanzelf omvalt.

We kunnen hier mooi over de heide kijken. Hier is de hei afgeplagd: de bovenste laag is eraf geschaafd. Dit moet af en toe gebeuren om de nieuwe zaadjes van de heide te laten ontkiemen. Ze doen maar steeds een
klein stukje, want de dieren die op de heide leven, mogen niet verstoord worden.

Vroeger gebruikten de mensen heideplaggen om er hutten van te bouwen. Ook werden heideplaggen op de daken van huizen gelegd, dat was een goede isolatie

In de schaapskooi werden de plaggen op de vloer gelegd. Daarop kwam schapemest en stro en daarop weer plaggen. Er werd net zolang gestapeld tot de schapen bijna met de kop tegen het plafond stonden. Daarna werd de schaapskooi leeggehaald en de mest werd op de akkers van de Veluwe gebracht. De boeren hadden de mest hard nodig. De zandgrond was "arm" (er zaten weinig voedingsstoffen in) en er wilde daarom niet veel op groeien.
Die schaapskooien noemde men "potstallen". Nu hebben we de wol, het vlees en ook de schapemest niet meer nodig. De boeren gooien nu meestal koemest of kunstmest op hun land. Omdat er niet zo veel schapen
meer gehouden hoefden te worden, verdwenen ook bijna alle heidevelden in ons land. Toch willen we de heide behouden. Door het afplaggen en door er dieren op te laten grazen, probeert de boswachter hier de heide toch mooi te houden.
De heide is belangrijk voor mens en dier. Je kunt er fijn wandelen. Soms zie je bijenkasten of bijenkorven
op de heide staan. Hierin wordt door de bijen honing verzameld. Heb je wel eens "heidehoning"
geproefd?


OPDRACHT 8:
a. Waaraan kun je zien dat de heide is af geplagd?
b. Wat is een potstal en waarom heet die zo, denk je?

Op het zandpad bij de oude eik kun je reeënsporen vinden. Er loopt een wissel (wildspoor) dwars over de
heide. De dieren trekken dan naar de akkers aan de overkant van de snelweg om te gaan eten. Helaas worden er veel dieren doodgereden. Kun je de sporen vinden?

We vervolgen het pad tot vlakbij de omheining en het hek.

Een klein vogeltje kun je vaak horen zingen op de heide. Het is de veldleeuwerik. Op een zonnige dag stijgt ze al zingend de lucht in. Je ziet dan alleen nog een stipje, maar opeens daalt ze weer snel naar beneden. Het nestje zul je niet snel vinden tussen de graspollen. De jongen hebben een schutkleur. Het voedsel bestaat uit insekten zoals vliegen en muggen. Het verenkleed is bruin. Op de kop heeft ze een korte kuif In de herfst vertrekt de leeuwerik helemaal naar Noord- Afrika om te overwinteren.

OPDRACHT 9:
a. Waarom heeft de veldleeuwerik een schutkleur?
b. Waar vliegt de leeuwerik heen in de herfst?
c. Waarom gaat deze vogel weg in de herfst?

We gaan door het hek (hek weer sluiten).


Je loopt nu ineens weer in het bos. Links zie je Corsicaanse dennen (bomen met slanke, grijze naalden). Je ziet hier bomen van allerlei leeftijden door elkaar staan.
De boswachter wil graag dat er hier een natuurlijk bos ontstaat. Bomen die omwaaien, mogen blijven liggen.
Op open plekken, waar de zon op de bodem kan schijnen, komen weer allerlei planten tevoorschijn.
Heb je je neus al gebruikt? Het ruikt hier heel anders dan op de heide.

Vervolg het pad en neem het tweede pad rechts.

Zie je de dikke oude eik?

Op dit pad zie je veel kegelschubben van de den op de grond liggen. Dit hebben eekhoorns gedaan. Ze eten de zaden uit de kegels.

We vervolgen het pad tot het eind van de wandeling.
Hier mag je een plakje van de boomstam afzagen.
Op doorgezaagde boomstammen kun je de ringen goed tellen. Wanneer je de ringen telt, weet je ook de leeftijd van de boom. Vooral bij naaldbomen zijn de ringen duidelijk te zien. De buitenste ring is de jongste. De ringen zijn afwisselend licht en donker; de lichte ringen komen in het voorjaar, want dan groeit de boom snel. De donkere harde ringen groeien in het najaar. Kun je tellen hoe oud deze boom is?

* We hopen dat je een fijne wandeling hebt gehad.
* Je weet nu veel over dit heidegebied.
* Vertel er maar eens over aan andere mensen.


Dit boekje is uitgegeven onder verantwoordelijkheid van de "Werkgroep voor Natuur- en Milieu-edukatie" in de Gemeente Renkum. Het boekje is geschreven door I.V.N.-gidsen van de Zuid-West Veluwezoom.







Wij danken de heer Aandeweg van Natuurmonumenten en anderen voor hun medewerking bij de
totstandkoming van dit natuurpad.