Bergerhof
of Mussenberg
door: C Burgsteyn
Dit artikel is gepubliceerd in:
In het
gemeentearchief in Oosterbeek wordt een oude kaart bewaard uit 1712 met het volgende
opschrift: De Caerte der Buerschap Harte, alsmede een gedeelte van
Renkom[1]
Hierbij
moet U dan niet direct denken aan het Harten, zoals de oude Renkumers dat
gekend hebben, deze Buerschap zoals het zo mooi op de kaart staat, werd
in die dagen veel ruimer gezien. In de achttiende eeuw werd bedoeld het gehele
beekdal, vanaf Grunsfoort tot boven aan de Kwadenoord, ja zelfs nog een stukje richting
'De Ginkel', (dus over de huidige spoorlijn heen). Uit dat achttiende eeuwse
'Harten' van toen wil ik voor dit artikel een klein stukje pakken, en wel de 'Bergerhoff.
Het staat er op die oude kaart zo mooi aangegeven. Het hele gebied dat ik U
wil beschrijven had toen de naam: 'De Leyenberg van Gijsben Gerritse'. En
dan vinden we hier al direct de naam 'De Keyenberg' in terug. Want eenmaal een naam
verkeerd geschreven, veelal bleef hij dan ook zo. Deze Gijsbert Gerritse zal
daar toen hebben geboerd.
En het was
niet zo'n klein gebied. Integendeel, hij zal er zijn handen aan vol hebben
gehad. Op onze kaart komen maar liefst 13 percelen voor, die elk met naam
worden genoemd.
We lezen: Het
grote stuck - Het vorste stuck - Den Hanck - Toubackstuck - Bergerhoff- Den
Hoff bij het huys - De Elsweide (venige grond) - De Reyen Els - Heidewegen en
Onland – De Bergenacker.
Zo een hele
rij namen, waarbij we bij enkelen toch wel wat bekends terugvinden. Ook lezen
we van een 'huys met hoff'. En daarmede zijn we bij onze 'Bergerhoff'
aangekomen.
Veel is
hier uit het verleden niet over bekend. Uit een oud stuk van 1791, kunnen we
lezen dat de bebouwing de Bergerhoff wordt verkocht aan Cornelis Munter
uit Wageningen. De bebouwing bestond toen uit 'Huys, twee bergen
(hooibergen) en koffen weiland, grenzende aan de
Cortenberg'
en 'Grunsfoort'. Tevens lezen we dat de Bergenacker is verkocht
aan een zekere Jan Boekelman.
Hieruit
blijkt dus wel, dat het gehele gebied zo tegen het jaar 1800 uit elkaar aan het
vallen is. Maar de naam Bergerhof is tot op heden blijven bestaan. Het moet
daar op die hoge rand van het dorp Renkum wel mooi wonen geweest zijn. Maar of
de bewoners uit die dagen daar ook al oog voor hadden, blijft voor mij de
vraag. De bouwing 'Bergerhoff' was dus daar, waar eens een rijtje arbeiderswoningen
stond, die vele ouderen onder u zich wel zullen herinneren. Wes Beekhuizen
schrijft in zijn boek 'Groen was mijn dorp', dat op deze z.g. 'Mussenberg' een
soort kazerne stond, die later werd vervangen door een tiental woninkjes,
veilig weggestopt achter een rij lindebomen. Van deze z.g. woonkazerne is mij
niets bekend; mocht U hierover iets nader weten, dan verneem ik dit graag van
U.
Volgens een
oude akte verkoopt in 1875 een zekere Marten Pannekoek, landeigenaar te
Wageningen, aan Elizabeth Meulenkamp, dienstbode aldaar een gebouw met 10 woningen,
put en tuin gelegen op de Bergerhof te Renkum. Het geheel voor een bedrag van f
1500,- Een jaar later verkoopt deze dienstbode haar nieuwe bezit voor f 2000,-
aan Johannes Hulshuizen bakker te Renkum. Vijfhonderd gulden winst in één jaar,
moet in die dagen geen slechte handel geweest zijn. Bij deze verkoop wordt weer
gesproken over één gebouw met tien woningen.
Op
de hiernaast afgebeelde kaart van Renkum (uit ca. 1925) wordt het buurschap
Harten aangegeven. Het laaggelegen gebied aan de noordwestrand van Renkum met
de bebouwing rond de Hartensche weg.
De
Bergerhof is thans de naam van de wijk tussen de Europalaan, Beukenlaan en
Willibrordweg. Dit hooggelegen gebied was in J925 nog voornamelijk bouwland -
de Hank - maar er stond aan de rand
uitkijkend
op de Beukenlaan en het beekdal - een opvallende huizenrij die in de volksmond
de 'Mussenkeet' genoemd werd. Deze huizenrij is op de kaart ingetekend.
Maar waren
dat nou dezelfde woningen die plaats moesten maken voor de flats op de
Bergerhof? Of moeten we denken aan een eerder plaatsgevonden vervanging van het
gebouw met tien woningen dat Marten Pannekoek reeds voor 1875 in zijn bezit
had?
Maar deze
woningen stonden er niet alleen, er was meer bebouwing. Het was daarboven aan
de Hucht van de Waterweg, op de uiterste noordgrens van de Hank (de Hank behoorde
volgens onze kaart tot de Bergerhof) dat in 1860 Jan van Heukelom zijn
boerderij met
schaapskooi
bouwde. Deze boerderij was zeer gunstig gelegen aan de schaapsdrift, die zich
in het verleden tot aan het dorp uitstrekte. En langs deze schaapsdrift dreef
van Heukelom zijn schaapjes dagelijks naar de heide.
Van
Heukelom was eerder pachter van de boerderij op de 'Keyenberg' geweest, dus
zijn dagelijkse tocht met de schapen werd wel wat langer. De door hem gebouwde
boerderij heeft gestaan op de plaats waar nu de Europalaan overgaat in de
Schaapsdrift, en de voorgevel was parallel gelegen langs de Waterweg. Langs de
Waterweg was als afscheiding
een doornenheg,
met daarachter en moestuin. De boerderij was gebouwd in de z.g. Gelderse Stijl,
d.w.z. met een dakbedekking van deels riet, en deels pannen. Achter het
woongedeelte was de deel gelegen met de stallen. Rechts van de boerderij lag
een brede oprit, waaraan ook de schaapskooi was gelegen.
Na de dood
van Van Heukelom werd Cornelis van den Born bezitter van de boerderij, en zijn
broer Gerrit is nog vele jaren als herder met de schapen naar de heide
getrokken. In 1921 verhuisde het gezin Van den Born naar de Keyenbergseweg,
waar zij een nieuwe woning betrokken. En op deze boerderij kwamen als nieuwe
bewoners de familie Hooyer. Hierna heeft de boerderij nog enige tijd leeg
gestaan, tot de Gemeente eigenaar werd en er besloten werd tot slopen om plaats
te maken voor de huidige bebouwing op deze plaats. Dat ondanks pogingen van het
toenmalige raadslid, de heer Hulsteyn, om deze boerderij te behouden
als een
herinnering aan het verleden.
Van
Heukelom was gehuwd met Johanna Reinders. Behalve boer en schapenhouder was hij
ook vrachtrijder voor de papierfabriek Sanders op 'Harte'. Op de leeftijd van
24 jaar vervulde hij reeds het ambt van diaken bij de hervormde gemeente, en
gedurende de ambtsperiode van ds. Gewin (1879-1884) was hij ouderling.
Een van
zijn kleinkinderen heeft een levensbeschrijving van hem geschreven, en uit deze
beschrijving geef ik u één gebeurtenis. Een verhaal dat zich afspeelde in de
donkere dagen voor kerst, in het jaar 1864.
Grootvader
Van Heukelom trouwde in 1863 met Johanna Reinders. Ze woonden op de Mussenberg
in Renkum, vlakbij de Keyenberg. In 1864 hadden de jonggehuwden zich al ter ruste
begeven, toen er op de deur werd geklopt. 'Wie zou dat zijn, daar zo midden in
de nacht, en dat met die koude?' Grootvader zij: 'Ik ga kijken'. Grootmoeder
maakte bezwaren, maar toen er weer werd geklopt gingen ze samen naar de deur,
en daar hoorden ze een klagende vrouwenstem roepen. 'Ik ben verdwaald, ik moet
naar Ede en ik weet me geen raad meer. Hebt u misschien vannacht ook een
plaatsje voor mij in de schuur?'
Met
z'n drieën staken ze in de kou de binnenplaats over, langs de grote zwengelpomp,
naar de schuur, waar de vrouw een warm plekje kreeg in het hooi met een
paardendeken. Maar weer terug in bed maakte grootmoeder zich toch wel ongerust.
'Is die vrouw wel te vertrouwen, zou ze geen boze plannen hebben?' Dan maar
weer het bed uit, en samen slopen ze onhoorbaar weer naar de schuur. En ja,
daar hoorden ze iemand praten. Zie je wel, ze praat met iemand, er moet nog
iemand in de schuur zijn! Nog even heel goed luisteren en daar hoorden zij de
vrouw God danken voor haar plekje in de schuur, en de ondervonden liefde.
Beschaamd
en diep ontroerd, namen grootmoeder en grootvader even later de arme vrouw mee
naar huis. Daar mocht ze in een heerlijk bed de verdere nacht slapen en rusten.
[1]
Deze kaart
is ook opgenomen in de publicatie over Harten van Jan Neefjes: Harten een
'verdwenen' Buurschap op de Veluwe bij Renkum. Renkum juni 1992. Een verslag
over onderzoek naar de oudste geschiedenis van Harten.